Harley-Davidson-arrest en de niet-preferentiële oorsprong

Met de “handelsoorlog” tussen de Verenigde Staten en de EU is het Harley-Davidson-arrest van november 2024 actueler dan ooit. Dit arrest schept duidelijkheid over de niet-preferentiële oorsprong, zowel voor handelspolitieke – als antidumpingmaatregelen.

Invloed op zowel antidumping- als handelspolitieke maatregelen

Achtergrond

In juni 2018 heeft de regering van de Verenigde Staten aanvullende douanerechten van 25 % en 10 % ingesteld op respectievelijk de invoer van staal en de invoer van aluminium uit de Unie, teneinde de nationale productie van deze producten te bevorderen en te verhogen. Als reactie op de instelling van die douanerechten heeft de Commissie Uitvoeringsverordening 2018/886 vastgesteld, die voorziet in de toepassing van aanvullende douanerechten op de invoer van producten van oorsprong uit de VS.

Harley-Davidson verplaatste de productie van motorfietsen, bestemd voor de EU-markt, van de VS naar Thailand. De Belgische douaneautoriteiten bevestigden aanvankelijk de Thaise oorsprong van de motorfietsen via een Bindende Oorsprongsinlichting (BOI). Na interventie van de Europese Commissie werd deze BOI echter ingetrokken.

Handelspolitieke maatregelen

Artikel 2 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, opgenomen in bijlage 1A bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), bepaalt dat zolang het werkprogramma voor de harmonisering van de oorsprongsregels niet is voltooid, de Leden erop toezien dat:

b)      ongeacht de handelsbeleidsmaatregel of het handelsbeleidsinstrument waarmee ze verband houden, hun oorsprongsregels niet rechtstreeks of onrechtstreeks gebruikt worden als instrumenten om handelsdoeleinden te bereiken;

c)      de oorsprongsregels zelf de internationale handel niet beperken, vervalsen of verstoren. Voor de bepaling van het land van oorsprong stellen zij geen onnodig strenge eisen en evenmin voorwaarden die geen verband houden met de vervaardiging of bewerking. Kosten die geen rechtstreeks verband houden met de vervaardiging of bewerking mogen evenwel in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het criterium van het ad‑valorempercentage […];

Artikel 4 van Verordening 654/2014 bepaalt dat de Commissie uitvoeringshandelingen kan vaststellen om de belangen van de Unie te beschermen. Een kernprincipe is dat het vermijden van handelspolitieke maatregelen, door bijvoorbeeld productie te verplaatsen, in beginsel niet is toegestaan.

Antidumpingmaatregelen

Waar de artikelen 32 en 33 Gedelegeerde Verordening 2015/2446 (hierna: GVo.DWU) zich richten op het vermijden van onder andere antidumpingmaatregelen richt Verordening 2016/1036 (basisverordening antidumpingheffingen), in het bijzonder artikel 13, zich op het ontwijken hiervan. Artikel 13 van de basisverordening kent een gedetailleerde definitie van de term ontwijking en betreft uitsluitend antidumping.

Kernvraag Harley-Davidson-arrest

Was de productieverplaatsing primair bedoeld om de handelspolitieke maatregelen, zoals vastgelegd in Uitvoeringsverordening 2018/886, te vermijden?

Relevante wet- en regelgeving

Niet-preferentiële oorsprong

Om tot wijziging van de oorsprong te komen, hetgeen in deze casus de basis is voor het niet onderhevig zijn aan aanvullende douanerechten, is een aantal wetsartikelen van belang, alsook jurisprudentie. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Artikel 59 Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) – Toepassingsgebied, luidt:

In de artikelen 60 en 61 zijn de regels vastgesteld voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen met het oog op de toepassing van:

  1. het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de in artikel 56, lid 2, onder d) en e), bedoelde maatregelen;
  2. andere maatregelen dan tariefmaatregelen die op grond van Uniebepalingen met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld; en
  3. andere Uniemaatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen.

Artikel 60 DWU – Verkrijging van de oorsprong, luidt:

  1. Goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn.
  2. Goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is, worden geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

Overweging (21): (GVo.DWU), luidt:

“Om te voorkomen dat de oorsprong van ingevoerde goederen wordt gemanipuleerd met als doel handelspolitieke maatregelen te omzeilen, moet de laatste ingrijpende be- of verwerking in een aantal gevallen worden aangemerkt als niet economisch verantwoord.”

Artikelen 32 en 33 GVo.DWU, beschrijven:

Op welke wijze en onder welke voorwaarden de niet-preferentiële oorsprong van goederen kan wijzigen en wanneer de laatste be- of verwerking als niet economisch verantwoord wordt aangemerkt. Deze artikelen hebben betrekking op artikel 59 DWU en strekken zich naast handelspolitieke maatregelen ook uit tot bijvoorbeeld antidumpingheffingen.

Uitspraak van het Hof
Het Hof oordeelde dat Harley-Davidson inderdaad de aanvullende douanerechten wilde ontlopen. Cruciaal bewijs was de mededeling aan aandeelhouders: “Om de tarieflast te voorkomen, verplaatst Harley-Davidson de productie naar internationale faciliteiten.”

Artikel 33 GVo.DWU vereist een objectieve vaststelling van het “voornaamste doel” van de handeling. Het Hof benadrukte dat de productieverplaatsing een sterk vermoeden creëerde van het vermijden van aanvullende douanerechten.

Visie van het Hof

Het Hof hanteert een strikte interpretatie van artikel 33, welke vereist dat het doel van de handeling wordt vastgesteld op basis van de beschikbare feitelijke gegevens zoals timing en bedrijfscommunicatie, waarbij dit doel wordt opgevat als het voornaamste of overheersende doel.

Daarnaast stelt het Hof dat bij het samenvallen van maatregelen en productieverplaatsing de bewijslast ligt bij de onderneming. De onderneming zal moeten aantonen dat het voornaamste of overheersende doel iets anders is, dan het ontlopen van de handelspolitieke maatregel.

Afwijking van het Advies van de Advocaat-Generaal (AG)

Het Hof week gemotiveerd af van het advies van de AG, wat de uitzonderlijke strekking van de zaak onderstreepte.

Praktisch gevolg voor ondernemingen

  1. Een onderneming moet aantonen dat vermijden niet het hoofddoel was – iets dat juridisch zeer uitdagend is. Punt 2, 3 en 4 spelen hierin een belangrijke rol.
  2. Een redelijk motief (bv. lagere productiekosten) moet expliciet en aantoonbaar zijn – de tijdslijn is hierbij van belang.
  3. Voor bedrijven is het essentieel om documentatie en strategische besluitvorming zorgvuldig af te stemmen op EU-wetgeving.
  4. Het documenteren van je bedrijfsprocessen (aantoningsdossier) is cruciaal.

Dit arrest benadrukt dat de EU zijn handhavingsmechanismen steeds verder aanscherpt, met weinig ruimte voor tactieken die handelspolitieke maatregelen ondermijnen.

Voor hulp bij handelspolitieke maatregelen of antidumpingvraagstukken:
Bel 06-203 96 317 of e-mail twan.kroon@nl-grc.com

Meer nieuws